Het rapport is geen representatief onderzoek in het zoekgebied windenergie, en pretendeert ook niet dit te zijn. Wel zien we een inventarisatie van een aantal voor- en tegenargumenten die meegenomen kunnen worden in de verdere totstandkoming van de gebiedsvisie.
Voorzitter: we lezen: “Het besluitvormingsproces met betrekking tot windenergie verdient, diplomatiek gesproken, geen schoonheidsprijs. [...] Hiermee ontbreekt het fundament voor een gezamenlijke zoektocht naar een passende invulling van de initiatieven ten aanzien van windenergie.”
En ik denk dat iedereen dit wel zal onderschrijven. Totstandkoming van de gebiedsvisie windenergie zal volgens GroenLinks plaats moeten vinden in de gemeenten, in goede samenwerking met de bevolking, uiteraard onder provinciale randvoorwaarden. Als we in de aanbiedingsbrief van GS het volgende lezen:
“Verder komt naar voren dat geen van de groepen samen met gemeenten en provincie wil meewerken aan een gebiedsvisie, als alternatief voor de nu voorliggende grootschalige plannen. Daarom werken wij, samen met Aa en Hunze en Borger-Odoorn, verder aan de gebiedsvisie voor zover het deze gemeenten betreft, zonder dat organisaties uit het gebied participeren.”
Rijst bij GroenLinks de vraag: op welke manier zal de bevolking nog wél betrokken worden? Hier wordt verder niet over gesproken. Graag een toelichting van GS.
Rijks Coördinatie Regeling (RCR). Kaders gesteld door provincie en daar moeten we aan vasthouden. In principe is dit een goede regeling: het geeft het Rijk mogelijkheden in te grijpen in provincies die hun verantwoordelijkheid in de windopgaaf niet nemen. Drenthe heeft dat wél gedaan en vastgelegd in haar omgevingsvisie. Wij zijn dan ook van mening dat het Rijk de provincie hier ook daadwerkelijk onze verantwoordelijk respecteert. Het lijkt ons dan ook raadzaam dat GS, én de andere fracties, dit signaal afgeven richting Den Haag.