Het voorstel van GS om de Wet Natuurbescherming in de POV te verankeren kan in grote lijnen op onze steun rekenen. We zijn een zorgvuldige invoering, met veel inspraak door belanghebbenden, en een goede bescherming van de natuur als uitgangspunt. Toch zijn er nog veel punten waarop GroenLinks een wijziging zou willen zien. Juist om het uitgangspunt van de Wet beter tot zijn recht te doen komen: de natuur zo goed mogelijk beschermen. Soms is dat strijdig met het uitgangspunt van GS: beleidsarm invoeren. Onze filosofie bij het beoordelen van de verordening is geweest: in geval van twijfel, kiezen voor natuurbescherming. Daar is de wet immers voor bedoeld.
De vrijstelling voor het op of in de bodem brengen van meststoffen wordt louter gemotiveerd door de stelling dat de minister van EZ er belang aan hecht. Meststoffen hebben enorme impact op de natuur en verspreiding zou zeker rondom kwetsbare natuurgebieden niet altijd onbelemmerd moeten worden toegestaan. En zouden we deze vrijstelling al willen verlenen, dan zou de minister extra inzet op natuurversterking rond landbouwgebieden moeten tonen. Maar van zo’n programma hebben wij nog niets vernomen…
Vrijstellingen?
Op een aantal punten zijn te weinig gegevens bekend om de gevraagde vrijstellingen te kunnen onderbouwen. Daar geldt: “meten is weten” en tot die tijd kiest GroenLinks in het voordeel van natuurbescherming. Dit geldt voor alle soorten die op de provinciale vrijstellingslijst worden geplaatst met de kanttekening dat ambtelijk geadviseerd zal worden nader onderzoek te doen naar de staat van instandhouding in Drenthe. Ook kennen wij niet de impact van de vrijstelling voor nationaal beschermde soorten, voor ruimtelijke ingrepen en bestendig beheer en onderhoud. Wij stellen op dat punt voor om vooralsnog geen vrijstelling te verlenen, maar indien een groot percentage van de benodigde ontheffingen zonder probleem verleend blijkt te worden, deze vrijstelling op een later moment alsnog te geven, maar dan onderbouwd.
Jacht.
Over de jacht: wij vinden het een verstandig principe om geen vrijstellingen te verlenen, maar te werken met ontheffingen, zodat er op elk gewenst moment voldoende cijfers en onderbouwingen beschikbaar zijn. Met de Wet Natuurbescherming moet de maatschappelijke acceptatie van de jacht worden vergroot - transparantie is daarbij een grondbeginsel.
In dat kader vinden wij de 50-50 verdeling van de zetels in de FBE tussen jachthouders of jachthoudersvertegenwoordigende organisaties, landbouw en grondbezit enerzijds, en terrein beherende, dier-, vogel-, milieu- en/of landschapsbeschermende organisaties de enige juiste. Dit voorkomt een overheersende meerderheid van één van beide kanten en staat garant voor evenwichtige besluitvorming.
In het maatschappelijk debat over jacht speelt dierenwelzijn een dusdandig grote rol, dat GroenLinks één van de zetels voor de maatschappelijke organisaties wil reserveren voor een dieren- of vogelwelzijnsorganisatie. Tevens moet de voorzitter niet alleen binnen de FBE onafhankelijk worden geacht, maar ook naar buiten volledig onpartijdig blijken. Daarmee willen wij de randvoorwaarden aan het voorzitterschap, die GS nu weer wil schrappen, juist behouden en nog aanvullen: de voorzitter mag wat ons betreft ook geen jachthouder zijn. Alleen als hij of zij aan al deze criteria voldoet, is het te billijken dat de voorzitter de doorslaggevende stem krijgt.
Herplantplicht
Nog twee punten die ik alvast kort noem zijn de herplantplicht, die wij het liefst zo lokaal mogelijk willen houden in het kader van ontbossing van bepaalde gebieden, maar toch minstens binnen de eigen provincie. De discretionaire bevoegdheid van GS maakt flexibel handelen met deze verordening mogelijk en dat ondersteunen wij. Wel willen wij jaarlijks een rapportage over het gebruik van dit artikel, zodat PS kan beoordelen of dit nog steeds incidentele gevallen zijn, of dat de verordening op punten moet worden aangepast.
Voorzitter, dit was een beeld van onze groene wensen voor deze verordening. Wij kijken uit naar het debat in de Staten over onze amendementen.