Maar waar komt dit ook alweer vandaan?
In het klimaatakkoord van 2019 staat dat Nederland op het land voor 2030, 35 TWh aan elektriciteit op wil wekken uit wind- en zonne-energie. Daarom zijn er 30 Regionale-Energie-Strategie-regio’s, de RES regio’s, in het leven geroepen. In Drenthe komt de RES-regio exact overeen met de Drentse provinciegrenzen. De reden dat de RES-regio’s de uitvoering op gaan pakken komt onder andere door de ervaringen in Oost-Drenthe met de gedwongen komst van de windmolens. De gemeenten en provincies wilden niet weer zo’n ervaring als in Oost-Drenthe en willen liever zelf aan de gang met een opdracht vanuit het rijk.
Sindsdien is er een Drentse Energie Tafel (DET) samengesteld, een startnotitie opgesteld met uitgangspunten, inwoners zijn gevraagd om mee te denken en eind 2020 kwam onze DET met een concept-RES. De Drentse gemeenten hebben allemaal aangegeven wat zij al doen, wat er in de pijplijn zit en wat ze daarbovenop nog willen realiseren. Opgeteld kwam dit tot 3,45 TWh. Uiteraard willen wij als GroenLinks nog wel meer doen, maar ook voor de inpassing op het elektriciteitsnet zal dit bod al spannend gaan worden.
Daarnaast ligt er in de RES ook de opdracht om regionale warmtebronnen in kaart te brengen, zodat de gemeenten hier gebruik van kunnen maken in hun warmtetransitievisies (welke wijk moet op welke manier verwarmd gaan worden in de toekomst).
Op dat moment dat alle RES-regio’s hun concepten af hadden, werden ze ingediend bij het rijk. Het rijk heeft het PlanBureau voor de Leefomgeving gevraagd om uit te rekenen in hoeverre deze plannen op zouden tellen tot het gestelde doel van 35 TWh. Deze doorrekening pakte positief uit. Dat vinden we als GroenLinks fantastisch.
In de tussentijd heeft de DET niet stilgezeten. De netbeheerders zijn gevraagd om nog eens te bekijken of deze doelen gehaald kunnen worden en welke investeringen daar voor nodig zijn. Nogmaals zijn evenementen opgesteld om inwoners te betrekken bij de plannen en er is gevraagd aan de betrokken partijen wat zij nodig hebben van het rijk aan mogelijkheden om de RES uit te kunnen voeren. Met de positieve doorrekening op zak was het rond 2 juni tijd om de RES 1.0 vast te stellen in gemeenteraden en provinciale staten.
Het debat op 2 juni
Een aantal partijen zijn met aanpassingen gekomen.
Enkele aanpassingen hebben wij ondersteund zoals het rekening houden met vogels door wieken van windmolens zwart te verven. Ook wij vonden het belangrijk dat de jongerenadviesraad een plek aan tafel zou krijgen en dat de provincie zich uit kon spreken over de verdeling van de opwekdoelen over de gemeenten heen. Tot slot hebben we het voorstel ondersteund om er bij de gemeenten op aan de warmtetransitie woonlasten-neutraal uit te voeren.
Maar er waren ook een drie voorstellen waar we moeite mee hadden, of niet mee konden leven.
- Als eerste hadden we moeite met het voorstel dat subsidieregelingen dusdanig aangepast zouden worden dat regionale, kleinschalige initiatieven nog kans zouden maken. Op die manier werd deze in eerste instantie ook aangekondigd en wij hadden onze steun al uitgesproken. Op het laatste moment werd echter deze motie omgebouwd door hem heel specifiek te richten op het stimuleren van zon-op-dak. Wij zijn van echter van mening dat er ook ruimte moet zijn voor kleinschalig zon-op-land, of andere hybride vormen, in de subsidieregelingen.
- Als tweede hadden we moeite het amendement om een zin uit de RES te halen. In de zin stond een aanbeveling richting het rijk om er voor te zorgen dat de gemeenten een wijk konden verplichten, op een warmtenet over te gaan. Dit wilde een partij uit de aanbevelingen halen omdat zij geen dwang wilden uiten naar onze inwoners. Volgens deze partij zitten we nog in een experimentele onderzoeksfase en zou deze vraag zou te vroeg komen. Wat zij echter niet vermeldden, was het feit dat hun eigen minister deze mogelijkheid al in de nieuwe warmtewet opgenomen had. De minister had al wel ingezien dat deze middelen nodig waren om de transitie in gang te zetten. Toen wij deze partij hier mee confronteerden keerden zij zich tegen hun kabinetsbeleid. Volgens deze partij kwam dit te vroeg. Dus uiteraard steunden wij dit amendement niet. Dit amendement werd ook in elke afzonderlijke gemeente waar de RES 1.0 besproken werd ingediend.
- Als derde hadden we moeite een motie, die ook in de 12 gemeenten ingediend is. Een partij wilde het totale bod van 3,45 TWh beschouwen als een inspanningsverplichting. Op zich is daar niets mis mee. Ze koppelden dit ook nog aan ons provinciale beleid op het gebied van een goede ruimtelijke inpassing en participatie, waar wij het ook nog wel mee eens zijn. Maar in de motie werd een koppeling gemaakt tussen de inspanningsverplichting en het woord ‘draagvlak’. Zonder draagvlak zou het doel niet gehaald hoeven te worden. Nergens in onze provinciale verordeningen en visies wordt echter een definitie gegeven van het woord ‘draagvlak’. De gedeputeerde vatte dit op als ‘draagvlak in de lokale democratie’, maar de partij welke de motie indiende, kon niet aangeven wat zij er onder schaarden. Omdat wij van mening zijn dat alle randvoorwaarden voor het scheppen van draagvlak genoeg aanwezig zijn, konden wij niet akkoord gaan met dit containerbegrip. Het gevaar schuilt er namelijk in dat deze partij met elke vorm van verzet tegen een zonne- of windpark aan de haal gaat met dit woord om het uit te buiten in de media. Zij hebben blijkbaar geen vertrouwen in de lokale democratie.
Ondanks dat deze moties en het amendement zijn aangenomen, is het nu tijd om dit plan uit te gaan voeren. Gemeenten gaan omgevingsplannen opstellen en de omgevingsverordening van Drenthe wordt aangepast met kaders voor ruimtelijke inpassing en participatie. Op naar de RES 2.0!