In eigen hand

Drenthe heeft door zijn ligging een unieke uitgangspositie als we het hebben over water. We kennen geen bedreiging vanuit de zee, noch door grote rivieren die door onze provincie stromen. Kuipers stelt vast: ‘Al ons water is van onszelf. Gebiedseigen water, heet dat. Ons water komt vanuit de lucht in de vorm van neerslag of uit bronnen. Dit stelt ons in staat om zelf het waterpeil en de kwaliteit van het water te bewaken.’

Dat gaat niet vanzelf. Tot ver in de vorige eeuw waren we -aangejaagd door landbouwbelangen- erop gebrand om het water zo snel mogelijk af te laten stromen naar lager gelegen gebieden. Kuipers: ‘Soms met overstromingen als gevolg, denk aan Meppel en Groningen. Een correctie kwam door het water op te vangen en gedoseerd te laten afstromen. Tegenwoordig is alles gericht op zo lang mogelijk vasthouden. We zien dit terug in het landschap: rechtgetrokken sloten die weer meanderen en bovenloops een stelsel van stuwen en stuwtjes die ons water in perioden van droogte vasthouden. Ook de kwaliteit hebben we met ons gebiedseigen water zelf in de hand. Zo kunnen we er zelf voor zorgen dat we minder gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen in het oppervlakte- en het grondwater laten terechtkomen.’

Schoner water

De kwaliteit van ons water wordt vooral bedreigd door menselijk handelen. Of het nu gaat om huishoudelijk rioolwater, industriële lozingen of landbouwgif, schoon water is zeker niet vanzelfsprekend. Het moet wel degelijk schoon en veilig zijn. Voor de natuur, de volksgezondheid, de drinkwaterwinning. Om ervoor te zorgen dat de kwaliteit van ons grond- en oppervlaktewater niet nóg verder achteruit gaat maar verbetert, is er de Europese Kaderrichtlijn water (KRW). ‘Deze richtlijn houdt in dat in 2027 alle KRW-maatregelen dan in gang moeten zijn gezet of nog liever: afgerond. In Drenthe werken we als provinciale overheid hierbij samen met de waterschappen. We lopen redelijk op schema. Dit najaar stellen we een Regionaal Waterprogramma vast, waarin alle Drentse maatregelen voor een betere kwaliteit van ons grond- en oppervlaktewater staan aangegeven en ingepland. We leveren niet in op de normen en doen ons uiterste best om zo snel mogelijk zo ver als we kunnen te springen. Er moet nog veel gebeuren. Bijvoorbeeld in de rioolwaterzuiveringsinstallaties, waar de waterschappen tegen lastige verontreinigingen zoals medicijnresten aanlopen. Of in de landbouw, waar restanten gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen de waterkwaliteit bedreigen. De wet- en regelgeving vindt uiteraard op landelijk niveau plaats, maar we kunnen provinciaal vrijwillige maatregelen treffen op basis van bijvoorbeeld subsidies. Ook voeren waterschappen herinrichtingsmaatregelen uit, bijvoorbeeld hermeandering.’

Met de wortel -verleiden, motiveren, stimuleren en subsidiëren- zit het wel goed, maar uitstel op uitstel van de stok -landelijke sancties- leidt tot frustratie bij Kuipers: ‘Het is zo urgent; we willen zo graag samen met waterschappen, landbouw en natuur vooruit, maar het gaat zo stroperig.’

Zestien gebiedsplannen

De provincie is verantwoordelijk voor de kwaliteit van ons grondwater. Juist omdat het grondwater -“Drents goud” noemt Kuipers het- dient als grondstof voor ons drinkwater zet de provincie zich in voor de bescherming ervan. ‘Hiervoor hebben wij samen met de drinkwaterbedrijven, gemeenten, waterschappen en landbouworganisaties een Uitvoeringsprogramma Grondwaterbescherming Drenthe 2020-2025 ontwikkeld. Ons doel is zorgen voor duurzaam schoon en veilig drinkwater in Drenthe. We hebben voor onze zestien grondwaterwinningen, waar jaarlijks zo’n 55 miljoen kubieke meter water wordt gewonnen, gebiedsdossiers aangelegd. Hierin staan de risico’s voor duurzame veiligstelling van de drinkwatervoorziening aangegeven, samen met spelregels en maatregelen. Met de uitvoering is enkele jaren gemoeid. De meest urgente grondwateronttrekkingen zijn die in Valtherbos-Noordbargeres, Hoogeveen, Leggelo, Gasselte, Beilen en Havelterberg.’

Drentsche Aa kwetsbaar

Vaak gaan natuur en grondwaterwinning goed samen. In het stroomdal van de Drentsche Aa bijvoorbeeld. Daar wordt de drinkwatervoorziening voor zo’n kwart miljoen inwoners van Noord-Drenthe en Groningen-Stad bedreigd door de vervuiling met bestrijdingsmiddelen en meststoffen vanuit kapitaalintensieve en hoogsalderende teelten, bijvoorbeeld bollen en lelies. Naast landbouwgif speelt hier onttrekking van diep grondwater. Gevolg: vervuild water dat afspoelt naar de Drentsche Aa. ‘Het stroomdal van de Drenstche Aa is een landelijk uniek beekdal met een hoge landschappelijke gaafheid, belangrijke archeologische waarden en een waardevolle natte natuur. Het Gebiedsdossier uit 2013, dat is samengesteld door de provincie Drenthe, waterschap Hunze en Aa’s en Waterbedrijf Groningen rept van bedreigingen van de waterkwaliteit vanuit in het bijzonder de landbouw. In het Uitvoeringsprogramma Drentsche Aa 2015 staan twintig maatregelen om de gewasbeschermingsmiddelen drastisch omlaag te brengen. In 2023 gaan we kijken of deze resultaat hebben.’

Keuzes maken

Onder invloed van een snel veranderend klimaat is werken met water onontkoombaar. Kuipers: ‘Samen werken met water. Wij als provinciale overheid samen met de landbouw, de natuurorganisaties, de waterschappen en de gemeenten. In Drenthe kan dit vanuit een riante positie: we hebben hier veel mooie natuur en beschikken over honderd procent gebiedseigen water. Er staat veel te gebeuren onder druk van de klimaatcrisis. We gaan mooie dingen meemaken de komende tijd.’

Kuipers licht een tipje van de sluier op: ‘ Het landelijke Deltaprogramma omvat watermaatregelen in de volle breedte. Een onderdeel gaat over zoet water. Dit biedt handvatten voor een ingrijpende herinrichting van ons watersysteem. Met water als smeermiddel tussen de verschillende componenten en functies binnen de ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld tussen landbouw en natuur. Een kwestie van creativiteit en doorzetten. Ik voorspel dat water -net als klimaatadaptatie- een veel hogere plek op onze agenda gaat krijgen. Ook in Drenthe. Als GroenLinks kunnen we het verschil maken door in te zeten op water als ordenend principe binnen de ruimtelijke ordening en ontwikkeling. Door keuzes te maken. Extreem weer, bijvoorbeeld langdurige droogte en hevige buien, dwingt ons om scherper te kijken naar wat waar kan en hoe. Waar de woningbouw? Waar de bedrijventerreinen? Waar de akkerbouw en de veeteelt en welke soorten? En waar de natuur? Ik wil af van de statische benadering. Zo ontwikkelt bijvoorbeeld de natuur zich vanzelf aan de hand van klimaatverandering, net als de landbouw. Dan moeten we niet al te krampachtig vasthouden aan hoe het was. Misschien is het klimaat in Drenthe over tien of twintig jaar veel geschikter voor wijnbouw? En sommige soorten planten en dieren zullen niet kunnen leven met toenemende hitte en droogte. Die gaan op natuurlijke wijze plaatsmaken voor nieuwe.’